-
1 abziehen
abziehenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 af-, wegtrekken ⇒ afnemen, naar beneden trekken5 aftappen, uit-, overhevelen7 wetten, slijpen♦voorbeelden:den Rauch abziehen • de rook afzuigenden Ring (vom Finger) abziehen • de ring (van zijn vinger) (af)trekkenden Schlüssel abziehen • de sleutel uit het sleutelgat trekkenden Teich abziehen • de vijver laten leeglopenTomaten abziehen • tomaten (af)pellen5 Bier, Wein auf Flaschen abziehen • bier, wijn op flessen trekken -
2 aufrühren
-
3 durchsieben
-
4 verrühren
verrühren1 erdoor, door elkaar roeren -
5 verschlagen
verschlagen1————————verschlagen2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 dicht-, toespijkeren ⇒ vast-, dichttimmeren4 erdoor roeren, kloppen♦voorbeelden:1 missen, ernaast gaan 〈 van een schot〉
См. также в других словарях:
Kinnbacken — 1. Der Kinnbacken ist des Alten Stütze. – Simrock, 5662. 2. Seine Kinnbacken haben all das Seine (all sein Hab und Gut) erworben. Holl.: Hij heeft zijn goed door de kaken gejaagd. (Harrebomée, I, 369a.) *3. Die Kinnbacken rühren. Holl.: Hij kan… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon